De fashionweek is weer voorbij, en de zoete herinneringen aan mijn catwalk-ontmaagding komen weer bovendrijven: kotsend van angst je eerste casting overleven, visagistes die je wimpers met uitermate pittige snorrenlijm aan/in elkaar klitten en de eerste keer dat Bastiaan van Schaik je de catwalk op duwt met een waarschijnlijk goedbedoelde snauw. Ach ja, fashionweek: een winter- en zomereditie waarin je je met je 180 centimeter lange lijf alsnog nietig en klein voelt. De week waarin je eigenlijk niet en plein publique eten mag, want de camera’s zijn overal en je hebt jezelf aangepraat te dik te zijn. En waarschijnlijk heb je nog gelijk ook (in deze versie van de twilight zone in ieder geval). De week waarin iedereen mooier en uitgeslapener lijkt dan jijzelf. En dan heb ik het niet over de modellen alleen, ook de make-up artists, choreografen, klusjesmannen, haaropsteekmensen, decorbouwers en uiteraard ontwerpers en het daarbij horende leger assistentes (in alle smaken en kleuren) ziet er uit om door een ringetje te halen. Terwijl jij om 07h00 met je enorme wallen nog zit te wachten op je foudation en een grote kop koffie (en je af zit te vragen waar al die assistentes in godsnaam voor nodig zijn?), is iedereen al fris en fruitig een mooiere wereld voor ons allemaal aan het maken. En om de èèn of andere, voor jou absoluut onverklaarbare reden schijn jij daar ook onderdeel van te zijn. En dat maakt alles goed: voor die ene week heb je het gevoel er eventjes heel erg bij te horen.
Mijn eerste fashionweek was ruim een jaar geleden, en de oogst was naar mijn mening niet slecht. Mij was de eer toebedeeld vier shows te lopen, al vier meer dan ik zelf ooit had gedacht te mogen lopen. De castings overleven was trouwens het ergst. Ik had nog nooit zoveel bloedmooie, ielig dunne meisjes in dezelfde ruimte gezien. Mijn zelfvertrouwen liet mij volledig in de steek en ging met z’n staart tussen z’n benen in een hoekje zitten janken. Eigenlijk wilde ik gewoon de kamer verlaten, het modellenwerk volledig opgeven en mijzelf direct tien kilo zwaarder eten aan patat. Tot mijn spijt en schaamte moet ik toegeven dat ik dat bij mijn aller-allereerste casting ooit ook heb gedaan. De castingruimte uitlopen bedoel ik, modellenwerk doe ik immers nog steeds, waarschijnlijk mede dankzij het negeren van die derde, calorierijke wens.
Dus ik vermande mij, trok mijn protesterende zelfvertrouwen achter mij aan en liep naar de ‘jurytafel’. Een casting bestaat namelijk meestal uit een aantal voor de show belangrijke mensen die je even bekijken en beoordelen. En doorgaans zitten ze achter een tafel, want de hele tijd staan is ook maar zo lullig. Een beetje zoals Idols (X-factor voor de jongere lezers), maar dan zonder die dikke, die hoer en die haakneus (dat nicht, die hoer, die blonde chick en die met die snor voor de jongere lezers). En de gebruikelijke horde assistentes is uiteraard ook aanwezig, om aantekeningen te maken, versnaperingen te halen, heupjes te meten, ‘ja’ te knikken en ‘tut-tut-tut’ te mompelen. Even ‘hallo’ zeggen, je portfolio laten zien en heen en weer lopen. Dat was het. Je bent klaar. Volgende dunne wicht s.v.p.: ‘Don’t call us, we’ll call you…’
Maar dan opeens krijg je een paar dagen later een mailtje van Het Bureau: je bent door naar de volgende ronde/in optie gezet. Soms volgt een fitting, soms niet. Uiteindelijk komt dan dat langverwachte bericht: je mag voor ontwerper X lopen! Kirrend huppel je door de kamer, gooit uitgelaten de kat in de lucht, knuffelt de buurman of hangt uit het autoraampje en schreeuwt obscene dingen naar voorbijrijdende auto’s. En dan komt de dreun. Op dat moment besef je hoe eng je dit vindt, en Zelfvertrouwen begint weer piepend z’n snuit tegen je hand te duwen. Want je vindt jezelf helemaal geen model. Je meent dat je helemaal niet mooi lopen kan. En modellen moeten mooi kunnen lopen. Ergo, jij bent geen model. Voor leken is dit sentiment trouwens zeer waarschijnlijk zeer onbegrijpelijk. Voor je moeder in ieder geval zeker: “Hoezo, niet lopen?” hoor ik haar over de telefoon “...weet je hoe vaak je als peuter het tafelkleed, met glazen, asbakken en wat al niet van de tafel hebt gerukt in een poging tot houvast? Dàt is pas niet kunnen lopen...!”
Het telefoongesprek wordt beeindigd met een ‘Stel je niet aan.” en een “Wanneer kom je nou eens langs?”, en je bent weer alleen met je ellende. Uiteraard is het niet het einde van de wereld, een kredietcrisis of het ebola-virus. Maar jouw persoonlijke hel is het zeker. Je voelde je al stom, dik en lelijk, en nu loop je ook nog eens als een boerenpaard op LSD. Dat gaat er vast afschuwelijk uitzien op de catwalk. De zenuwen vreten een gat in je week. De nacht voor de eerste show slaap je slecht, de dag van de eerste show betreur je dat. Alhoewel je je eigen kleding backstage toch uit zal moeten doen, sta je die ochtend diep peinzend voor je kledingkast. Unfashionable verschijnen is geen optie. Wat moeten de make-up artists, choreografen, klusjesmannen, haaropsteekmensen, decorbouwers, ontwerpers en uiteraard al die assistentes anders wel niet denken?
Dan gaat alles in een roes: je wordt meegesleurd in de drukte van backstage. Haar, make-up, doorpassen, loopje oefenen. En wachten. Wachten op haar, make-up, doorpassen, loopje oefenen. Maar zelfs wachten is gevuld met die verrukkelijke, allesoverheersende chaos. Visagistes spreiden hun spullen uit en moeten even iedereen in de kamer groeten, drie zoenen geven en vragen hoe het weekend was; modellen moeten in verschillende jurken worden gehesen; kledingrekken worden herhaaldelijk van de ene naar de andere plek gereden in een competatief onderonsje van de assistenten; ontwerpers lopen met de handen in de haren rond; het decor wordt op gebouwd, de zaal wordt schoongeveegd; een cameraploeg van AT5 valt iedereen lastig in de hoop op sappige verhalen over anorexia of heroïnegebruik in de modewereld en vestjes, mobieltjes en mp3-spelers raken kwijt.
Opeens imponeren de andere modellen je minder dan bij de casting. Wellicht omdat jouw aanwezigheid het bewijs is dat je op z’n minst op gelijke voet met deze papierdunne elfjes staat. Het besef van égalité leidt tot fraternité, en boven alles liberté van je eigen verwrongen zelfbeeld. Misschien ook omdat ze er zo vroeg in de ochtend niet op hun paasbest uitzien. Maar vooral omdat je opmerk dat je niet de enige bent die een beetje bang is voor dat enge, in leren broek gehulde relnicht van de choreografie, je niet de enige bent die bang is te struikelen op die kilometers lange catwalk en dat je zeker niet de enige bent die die gekke dame van de visagie ontwijkt die nu al vier andere modellen in het oog heeft gestoken met haar raffelige, bloederige make-up kwastje. Je relativeert: het blijken net mensen, die modellen. Zo eng zijn ze niet.
Nadat het hele arsenaal aan mooi-makkers zich op je uit heeft geleeft bevind je je uiteindelijk backstage, een paar seconden vòòr het moment supreme. Je wou dat er iemand was die je handje vast kon houden. Je wou dat er iemand was die je zou vertellen dat alles oké zal gaan. Je wou dat er iemand was die je hier weg kon halen. Boven alles wou je dat het al morgen was. Alles is eng, lawaaierig en te stil tegelijk, intens op een verwrongen manier. Het publiek maakt teveel lawaai, de crew houdt z'n adem teveel in. De muziek staat te hard, het licht is te fel, hier achter is het te donker. Je hart dondert in je borstkas, en het is eng, Eng, ENG. Het meisje achter je geeft je een tik en een bemoedigend glimlachje. Jij bent aan de beurt. Je werpt een blik op Zelfvertrouwen, geeft ‘m een aai over de kop en stapt met grote stappen die verdomde catwalk op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten